Paus Franciscus: Bidden is moeilijk, maar blijf volharden

Paus Franciscus: Bidden is moeilijk, maar blijf volharden

Tijdens de algemene audiëntie van 19 mei sprak paus Franciscus
over de problemen die we tegenkomen als we bidden.

Beste broeders en zusters, goedemorgen!

De volgorde van de Catechismus volgend, richten we ons in deze catechese op de geleefde ervaring van het gebed. Ik probeer een aantal veel voorkomende problemen naar voren te brengen, die we moeten herkennen en moeten overwinnen. Bidden is niet gemakkelijk: er zijn heel veel problemen waar we tegenaan lopen in het gebed. We moeten die kennen, onderscheiden en overwinnen.

Verstrooiing

Het eerste probleem dat de biddende mens tegenkomt, is verstrooiing (vgl. de Catechismus van de Katholieke Kerk, 2729). Je begint te bidden en dan gaan je gedachten de andere kant op, ze gaan alle kanten op. Je hart is op de ene plek en je geest op een andere… de verstrooiing in het gebed.

Gebed gaat vaak samen met verstrooiing. Voor de menselijke geest is het namelijk moeilijk om lang stil te staan bij één punt. We ervaren allemaal die voortdurende maalstroom aan beelden en gedachten, zelfs in onze slaap. En we weten allemaal dat het niet goed is om toe te geven aan die slordige neiging.

Aandacht erbij houden

De strijd om je concentratie niet te verliezen, zien we niet alleen bij het gebed. Als je niet een zekere mate van concentratie kunt vasthouden, kun je niet succesvol studeren en zelfs niet goed werken.

Atleten weten dat je wedstrijden niet alleen wint door fysieke training, maar ook door mentale discipline. Vooral door het vermogen om geconcentreerd te blijven en je aandacht erbij te houden.

Waakzaamheid

Het is niet de schuld van de verstrooiingen, maar we moeten ze wel overwinnen. Er is een deugd die deel uitmaakt van het erfgoed van ons geloof, maar die vaak wordt vergeten. Toch is die heel zichtbaar in het Evangelie. Die deugd noemen we waakzaamheid. Jezus zegt het vaak: “Wees waakzaam. Bid.” De Catechismus noemt die deugd expliciet in het gedeelte over het gebed (vlg. nr. 2730).

Jezus herinnert zijn leerlingen vaak aan de plicht van een sober leven, geënt op de gedachte dat Hij vroeg of laat terug zal keren, zoals een bruidegom van zijn huwelijksreis of een reisleider van zijn reis. Maar omdat we noch de dag, noch het uur kennen van zijn terugkeer, is elke minuut van ons leven kostbaar en we moeten die niet verdoen met verstrooiingen.

Wat echt telt

Op een voor ons onbekend moment zal de stem van onze Heer weerklinken: zalig zijn die dag de dienaren die Hij ijverig aantreft, geconcentreerd op dat wat echt telt. Zij zijn niet verloren geraakt door elke fijne gedachte die bij hen opkwam te volgen, maar ze hebben geprobeerd de juiste weg te bewandelen, door het goede te doen en hun taak te vervullen.

Dit is verstrooiing: dat je gedachten alle kanten op gaan… De heilige Teresa van Avila noemde de geest die alle kanten op gaat tijdens het gebed ook wel ‘de krankzinnige in huis’: het is als een krankzinnige die je maar rondjes doet draaien…we moeten die stoppen en opsluiten, door middel van onze aandacht.

Een ander onderwerp betreft de periode van dorheid. De Catechismus beschrijft die als volgt: “Aan het hart wordt iedere smaak voor gedachten, herinneringen en gevoelens, zelfs spirituele, ontzegd. Dat is de tijd van het zuivere geloof dat trouw, samen met Jezus, blijft verwijlen in de doodsstrijd en in het graf” (nr. 2731).

De dorheid doet ons denken aan Goede Vrijdag, aan de nacht van Stille Zaterdag, aan die hele dag: Jezus is er niet, Hij ligt in zijn graf. Jezus is dood en wij zijn alleen. Die gedachte is de moeder van de dorheid.

We weten vaak niet wat de redenen zijn van onze dorheid: die kan te maken hebben met onszelf, maar ook met God, die bepaalde situaties in ons uiterlijk of innerlijk leven toestaat. Of soms kan het hoofdpijn of maagpijn zijn die je verhindert te bidden. Vaak weten we niet goed wat de reden is.

Troost en wanhoop

De spirituele meesters beschrijven de ervaring van het geloof als een voortdurend springen tussen tijden van troost en wanhoop: momenten waarop alles gemakkelijk is en andere momenten die getekend worden door zwaarmoedigheid.

Vaak zeggen we, als we een vriend tegenkomen: “Hoe gaat het met je?” – “Vandaag wat minder.” We voelen ons vaak down, ofwel we voelen niets, we vinden nergens troost in, we hebben het moeilijk. Het zijn van die grijze dagen… en die zijn er heel veel in het leven!

Een ‘grijs hart’

Maar je loopt het risico op een ‘grijs hart’: als dat mindere gevoel je hart bereikt en je ziek maakt… er zijn mensen die leven met een grijs hart. Dat is verschrikkelijk: je kunt niet bidden en je kunt geen troost voelen met een grijs hart.

Met zo’n hart kun je ook geen einde maken aan je geestelijke dorheid. Je hart moet open en licht zijn, zodat het licht van de Heer binnen kan komen. En als dat niet binnenkomt, moet je er hoopvol op wachten en het niet laten verdwijnen in de grijsheid.

Lusteloosheid

Weer iets heel anders is lusteloosheid, een ander defect. Het is een ware bekoring tegen het gebed en meer in het algemeen tegen het christelijk leven. Lusteloosheid is “een vorm van depressiviteit die te wijten is aan de verslapping van de ascese, aan de vermindering van de waakzaamheid, aan de verwaarlozing van het hart”(Catechismus, nr. 2733).

Het is een van de zeven hoofdzonden, want gevoed door arrogantie, kan die leiden tot het afsterven van de geest.

Altijd blijven wandelen

Wat dus te doen met dit opeenvolgen van enthousiasme en moedeloosheid? Je moet leren om altijd te blijven wandelen. De ware vooruitging in het spirituele leven zit niet in het vermenigvuldigen van de momenten van extase, maar in het vermogen te volharden op de moeilijke momenten: wandel, wandel, wandel… En als je moe bent, stop dan even en ga dan weer wandelen. Maar met volharding.

“Boos worden op God is ook een manier van bidden”

Denk maar aan de parabel van Sint-Franciscus over de perfecte blijdschap: je meet de dapperheid van een broeder niet af aan het oneindige geluk dat uit de Hemel neerdaalt, maar aan het voortdurend blijven wandelen. Ook wanneer je niet gekend wordt, wanneer je slecht behandeld wordt, wanneer alles de smaak van het begin verloren heeft.

Duistere vallei

Alle heiligen zijn door die ‘duistere vallei’ heen gegaan. En laten we niet geschokt zijn als we hun verhalen lezen en horen over avonden van lusteloos gebed, zonder er zin in te hebben.

We moeten leren zeggen: “Ook al lijkt U, mijn God, er alles aan te doen om mij te doen ophouden met geloven in U, toch blijf ik tot U bidden.” De gelovigen houden nooit op met bidden!

Boos worden op God

Je kunt soms op Job lijken, die niet accepteerde dat God hem onrechtvaardig behandelde, protesteerde en Hem tot de orde riep. Maar vaak is ook protesteren ten overstaan van God een manier van bidden.

Of zoals een oude man zei: “Boos worden op God is ook een manier van bidden.” Want een kind wordt heel vaak boos op zijn vader: dat is een manier om een relatie op te bouwen met zijn vader. Juist omdat het zijn vader is, wordt hij boos…

Waarom?

En ook wij, die veel minder heilig en geduldig zijn dan Job, weten dat uiteindelijk, aan het eind van deze tijd van wanhoop, waarin we stil naar de hemel hebben geschreeuwd en meermaals ‘waarom’ hebben geroepen, God ons zal antwoorden.

Vergeet niet het gebed van het ‘waarom’: het is het gebed van kinderen op het moment dat ze beginnen dingen niet te begrijpen. Psychologen noemen dat ‘de leeftijd van het waarom’, omdat een kind steeds aan zijn vader vraagt: “Papa, waarom…? Papa, waarom…? Papa, waarom…?

Een daad van geloof

Maar let op: een kind luistert niet naar het antwoord van zijn vader. Zijn vader begint te antwoorden en het kind komt met een nieuwe waaromvraag. Hij wil enkel de aandacht van zijn vader trekken. En als wij een beetje boos worden op God en waarom beginnen te roepen, verleggen we de aandacht van het hart van onze Vader naar onze ellende, naar onze problemen, naar ons leven.

Dus ja, heb de moed om God te vragen: “Maar waarom…? Want soms is het goed om een beetje boos te worden. Dat doet de relatie tussen ons en de Vader weer oplaaien, die relatie die wij met God moeten hebben. En Hij ontvangt zelfs onze hardste en meest bittere woorden met de liefde van een vader, en ziet ze als een daad van geloof, als een gebed. (Vertaling Susanne Kurstjens)

Uit het Katholiek Nieuwsblad